Bijzonder Terschelling: Met melk meer mest

Door SOS op do, 13/04/2017 - 11:33
Terschelling, Formerumerwiel. Foto Jan van der Zee

Polder Terschelling, Formerumerwiel. Foto Jan van der Zee

Het is u waarschijnlijk niet opgevallen, maar in februari nam professor Jan Douwe van der Ploeg afscheid als hoogleraar rurale sociologie in Wageningen. Al tijdens zijn - en mijn - studietijd was hij kritisch over het Nederlandse en Europese landbouwbeleid. Begin zeventiger jaren stond die landbouw op een tweesprong. Enerzijds in de richting van het Plan Mansholt en de industrialisatie. Anderzijds de opkomst van de zorg om de natuur, het landschap en het milieu (Grenzen aan de Groei, Club van Rome). En aandacht voor ‘alternatieve landbouw’ ondermeer de biologisch-dynamische landbouw.

Het platteland werd al via ruilverkavelingen drastisch ‘op de schop’ genomen; ‘genormaliseerd’ zoals dat heette. Dat betekende: volgens de norm, dus niet normaal. Daar tussengeklemd zat de indivuduele boer die ingedeeld werd als ‘wijker’ of als ‘blijver’. Maar die mocht natuurlijk zelf beslissen, veelal ervaren als dramatisch. Dat had uiteraard grote gevolgen voor de sociaal-economische structuur van het platteland in Nederland, maar zeker ook in Frankrijk en Duitsland. Daar trok het platteland leeg, ook financieel, verpauperende spookdorpen zonder bakker achterlatend. Vandaar een speciale hoogleraar rurale sociologie die pleitte voor kleinschaligheid, lokale economie, menselijkheid en hoogwaardigheid. Maar ook de landschappelijke en ecologische structuur onderging vanaf die tijd een drastische verandering. De bekende productielandschappen van Flevoland, Friesland en Overijssel verschenen met megastallen, met hoogwaardige eiwitrijke grassoorten, met mestinjectie, zonder weidevogels, alleen veel ganzen. Die laatsten komen af op het eiwitrijke gras.

Dit alles was wel voorspeld. Want tijdens een VPRO-programma over eten en landbouw in 1976 zei de toenmalige Wageningse hoogleraar C.T.de Wit: “Mij staat eigenlijk maar één schrikbeeld voor ogen, namelijk dat we tegen het jaar 2000 de landbouw bedrijven met ongeveer 2% van de mensen. Ik vind dat een schrikbeeld, omdat dat toch wel gepaard zal gaan met veel energiegebruik, veel eenvormigheid en omdat ik er van overtuigd ben dat eigenlijk meer dan 2% van de mensen werkelijk levensvreugde moet kunnen vinden in de landbouw”.

Sluiting Zuivelfabriek Formerum

Ook Terschelling kreeg met deze ontwikkelingen te maken. Ik denk aan de sluiting van de zuivelfabriek in Formerum, de tweede ruilverkaveling, de bedrijfssluitingen. Door de eilandligging en door de gegroeide omstandigheden van zelfredzaamheid en ‘neveninkomsten’ verliep de sociaal-economische ontwikkeling hier wat minder dramatisch dan elders. Terschelling had daarom in sociaal-economische zin kunnen fungeren als voorbeeld voor Europa: neveninkomsten als oplossing. Maar Europa ging met Mansholt de weg op van grootschaligheid, naar monocultuur. Zoals dat van oorsprong ook gebeurde op Schiermonnikoog, een hoogwaardige melkveehouderij mogelijk gemaakt door ambities en uitgebreide inkomsten uit toeristen-op-stal.

Tijdens de donateursbijeenkomst afgelopen september hield veehouder Egbert Zorgdrager een lezing over de kansen voor de Terschellinger landbouw. Eigenlijk voor de Terschellinger Polder. Egbert is natuurboer en levert melk aan het zuivelfabriekje in Oosterend. Natuurboer betekent ook aandacht voor de weidevogels en de natuur. Inmiddels zijn er een tweede en derde agrarisch bedrijf op Terschelling die gaan overschakelen op ‘biologisch’.

Maar ook op Schiermonnikoog zitten de zeven melkveehouders niet stil. Zij zijn vorig jaar tot de conclusie gekomen dat verder groeien op hun eiland er niet in zit, dat ze elkaar in hun individuele ambities in de weg zitten. De hoeveelheid weiland neemt niet toe, de toenemende hoeveelheid mest die met hun toenemende melkproductie gepaard gaat is niet meer af te zetten. Net als de veehouders aan de wal moeten zij ‘vrijwillig’ 10% inkrimpen vanwege de overmaat aan fosfaat en nitraat die zij in de grond brengen (dumpen). En de omringende natuurwaarden, de kwetsbare duinen, leggen een beperking op de ammoniakuitstoot uit de stallen. Maar ook de tolerantie van de toeristen en overige eilandbewoners is beperkt ten aanzien van verkeersoverlast, lichtvervuiling, stank en machinelawaai door krachtvoer-aanvoer, robots, melkafvoer, mestinjectie, maaien en kuilen: het agrarisch-industrieel complex in het klein. Waar is de idylle van het platteland gebleven? De zeven boeren op Schier hebben besloten het roer fundamenteel om te gooien, hun melkveestapel te halveren, over te gaan op agrarisch natuurbeheer en biologische landbouw met hogere toegevoegde waarden, in directe en indirecte zin. En mogelijk weer een eigen kaasfabriek. De oorspronkelijke zuivelfabriek (directeur Groendijk van Terschelling) is begin jaren zeventig als eerste gesloten: ‘economy-of-scale’. Achtereenvolgens volgden Terschelling, Ameland en Texel, gekoppeld aan de beperkte melkhoeveelheid annex eilandgrootte. Een klein eiland kan nooit concurreren met grootschalige landbouw. De productie trekt daarheen waar het goedkoopst wordt geproduceerd. Ook uitstekende boeren onttrekken zich niet aan deze economische wetmatigheid.

Die moderne landbouw blijkt echter kwetsbaar, voor mest en ook voor melkprijsfluctuaties. Maar die kwetsbare landbouw is wel van groot belang voor het beheer van de polders met zijn natuurlijke, landschappelijke en toeristische waarden. En voor de werkgelegenheid en de bodemvruchtbaarheid. Het is een symbiotische relatie, leidend tot het behoud van het authentieke karakter, de kleinschaligheid van het eiland. Mits de overlast, milieuschade en de schade aan de biodiversiteit binnen de perken blijft. Daar komen toeristen op af, omdat het elders verdwenen is: vogels en koeien in een open polder met kleurrijke weidebloemen en -vogels.

 

Hilmar Schurink, voorzitter Stichting Ons Schellingerland

Bron: De Miedbringer, jaargang 56, april 2017, 1704-198, pag. 4 - 7.

Terschelling, polder bij Midsland. Foto Piet Zumkehr

 

Polder bij Midsland. Foto Piet Zumkehr