Pleitnota SOS tijdens rechtszitting over B&Y-terrein

Door SOS op ma, 14/11/2016 - 15:11
West-Terschelling, B&Y-terrein. Augustus 2015. Foto Piet Zumkehr

West-Terschelling. B&Y-terrein. Augustus 2015. Foto Piet Zumkehr

Pleitaantekeningen

1. Voor u ligt ter beoordeling het bouwplan van Segesta voor het realiseren van 5 bedrijfsloodsen. Ik zal vandaag het beroep van S.O.S. toelichten, waarbij ik allereerst aandacht zal besteden aan de nieuwste ontwikkelingen die aanleiding hebben gegeven tot uw brief van 28 oktober 2016, waarin u de vraag stelt of het er überhaupt nog van zal komen dat de omgevingsvergunning die ter beoordeling aan u voorligt ooit gebruikt zal worden. Of anders: wat hebben deze gewijzigde inzichten voor invloed op het geschil dat vandaag zal worden behandeld.

2. S.O.S. meent dat hier sprake van een toneelspel met verschillende acteurs. In de eerste plaats is dat Segesta die uitsluitend om druk te zetten bij het gemeentebestuur een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend. Zoals bekend wil Segesta ter plekke woningen realiseren maar een eerste bouwplan, zoals ik heb aangegeven in het beroepschrift, is door de gemeenteraad afgeschoten, waarna Segesta de onderhavige aanvraag heeft ingediend, niet om dit bouwplan daadwerkelijk te realiseren, maar om de gemeente te dwingen alsnog accoord te gaan met een bouwplan van 25 appartementen en woningen op een oppervlakte van maar liefst 1354 m2 op een van de mooiste beeldbepalende plekken van Terschelling.

3. In dit toneelstuk fungeert ook de gemeente, die een in 1986 vastgesteld bouwplan tot op heden niet heeft gewijzigd, terwijl daarvoor na het vertrek van de toenmalige aannemers Boersma en Ybema toch alle reden voor was. Immers, vanwege de overlast is het aannemingsbedrijf verhuisd naar het nieuwe bedrijventerrein. Het had dan toch in de rede gelegen om direct het bestemmingsplan te wijzigen en randvoorwaarden te scheppen voor nieuwe bebouwing van bescheiden omvang die recht doet aan de omgeving. De gemeente heeft echter tot op heden stil gezeten.

4. Verder fungeert in het toneelstuk ook de bewoners en andere belangenhebbenden, maar dat zijn in feite de figuranten. Van alle participanten kan worden gezegd, dat zij het bouwplan niet willen. Segesta wil het niet, want bedrijfsloodsen op dit dure stukje terrein zijn volstrekt onredabel. De gemeente wil het niet, maar voelt zich genoodzaakt er toch aan mee te werken. De bewoners en andere belanghebbenden willen dit bouwplan ook niet gerealiseerd zien.

5. Ik zou feitelijk geen bezwaar hebben tegen realisering van het bouwplan. Immers, na realisering van de bedrijfsloodsen wordt voor een ieder kenbaar hoezeer het gezicht op het Groene Strand en het dorp West-Terschelling zal zijn veranderd. De bedrijfsloodsen zullen een steenpuist vormen in het mooie dorpsgezicht. Het gemeentebestuur zal worden herinnerd waar bestuurlijk onvermogen toe zal leiden. Aan veel stranden worden kolossale hotels gebouwd. Aan een van de mooiste stukken van het Nederlandse strand worden echter bedrijfsloodsen gebouwd. Waarom heb ik persoonlijk daar geen bezwaren tegen? Bedrijfsloodsen zijn ook zo weer afgebroken en dat zal niet het geval zijn als daar 25 appartementen en woningen worden gerealiseerd.

6. Juridisch kunt u niets met mijn recensie van deze toneelklucht. Juridisch ben ik echter wel benieuwd naar uw overwegingen in hoeverre een omgevingsvergunning in stand kan blijven, indien op voorhand al vaststaat dat het voorliggende bouwplan nimmer gerealiseerd zal worden. U lijkt van mening te zijn, dat de nieuwste ontwikkelingen zoals besproken in de gemeenteraad van 25 oktober 2016, handhaving van het besluit in de weg zullen staan. Ik deel die mening in ieder geval: een omgevingsvergunning waarvan vaststaat dat die niet tot realisering van de beoogde bouw zal leiden, mag niet in stand blijven. In de regel geldt bovendien, dat een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken indien daarvan gedurende 26 weken geen gebruik van zal worden gemaakt. In dit geval staat al bij voorbaat vast dat er geen gebruik van de vergunning zal worden gemaakt. Segesta is immers niet van plan de bedrijfsloodsen te realiseren, want er zijn nog geen enkele vervolgactiviteiten gepland. Met de sloop van de opstallen is bijna twee jaar na vergunningverlening nog niet begonnen. Een sloopvergunning is nog niets eens aangevraagd.

7. Ik zal mij in het vervolg richten op de natuuraspecten van de omgevingsvergunning waarbij ik het verweerschrift van de gemeente zal betrekken. Ik zal daarbij de conclusie trekken dat de natuuraspecten onvoldoende bij de besluitvorming zijn betrokken op grond waarvan het beroep gegrond moet worden verklaard.

8. In het algemeen is het belangrijk onderscheid te maken tussen de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Het betreft hier (vooralsnog, per 1 -1 2017 is dat anders) twee verschillende wetten met eigen uitgangspunten. In de praktijk worden beide wetten nogal eens door elkaar gehaald, waardoor verwarring ontstaat. Ook in het verweerschrift van de gemeente Terschelling worden beide wetten in één hoofdstuk bij elkaar gegooid.

9. Het plan van Segesta voor het B&Y-terrein is gebaseerd op de mogelijkheden die het bestemmingsplan van 1986 biedt. Het plan dient echter tevens getoetst te worden op mogelijke strijdigheid met hogere wetgeving die op latere datum van kracht is geworden. Door de gemeente en Segesta wordt dit onderkend, anders was het immers niet nodig een toets te laten opstellen door Bügel Hajema.

10. Wat betreft de bedrijfsunits gaat Bügel Hajema ervan uit dat er alleen activiteiten binnen de loodsen zijn toegestaan, dit op basis van het bestemmingsplan. Maar het vigerende bestemmingsplan uit 1985 staat andere activiteiten toe met een bijna industrieel karakter, waaronder de activiteiten van het oude bouwbedrijf B&Y. De kaderstelling uit het rapport van Bügel Hajema lijkt dan ook niet gebaseerd te zijn op het bestemmingsplan van 1986. Maar waarop is dit dan wel gebaseerd? Er is voor het gebied geen ander vigerend bestemmingsplan dan dat van 1986. Bovendien keert deze kaderstelling volgens mij nergens terug in officiële plandocumenten. Er is dan ook geen harde garantie wat betreft de activiteiten in de loodsen. Niemand heeft tot nu toe grenzen gesteld of willen stellen aan de bedrijfsactiviteiten die in het gebied mogelijk moeten worden. Daarmee is het uitgangspunt van de toetsing van Bügel Hajema op niets gebaseerd.

11. Bügel Hajema trekt op basis van de bovengenoemde kaderstelling de conclusie dat bij bedrijfsmatige activiteiten in de loodsen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Natura2000-gebieden zijn uitgesloten. Deze conclusie valt niet te trekken zolang er geen beeld bestaat van de activiteiten die in die loodsen gaan plaats vinden of zo lang er geen duidelijke randvoorwaarden zijn geformuleerd.

12. Een effectanalyse voor alleen het plan zelf is onvoldoende. De effecten dienen in kaart te worden gebracht in samenhang met de plannen en ontwikkelingen in de directe omgeving, de zogenaamde cumulatieve effecten. Het rapport van Bügel Hajema vermeldt een dergelijke wettelijk verplichte toetsing niet. Er ontbreekt hier dus een belangrijke basis voor een goede beoordeling van het plan waarop de OV is afgegeven.

13. In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), als onderdeel van de Natura2000-wetgeving, is een analyse van de te verwachten extra stikstofuitstoot verplicht. Het rapport van BH, en ook het verweerschrift van de gemeente, geven slechts aan dat verwacht wordt dat de extra uitstoot beneden de grenswaarde zal blijven, en dus niet meegerekend hoeft te worden in de beschikbare depositieruimte. Dit is echter een suggestie die niet gebaseerd is op een exacte berekening. Een exacte berekening kan worden gemaakt middels het programma Aerius Calculator. Uit geen van de stukken blijkt dat een dergelijke analyse is uitgevoerd, hetgeen in het kader van de Natuurbeschermingswet als een omissie moet worden gezien. Bovendien is het niet duidelijk of de verwachte stikstofuitstoot gebaseerd is op alleen de bouw van de loodsen (met een tijdelijk karakter), of ook een analyse betreft van de stikstofproductie door de bedrijfsactiviteiten in de loodsen (met een permanent karakter).

14. Voor de Natuurbeschermingswet 1998 is de Provincie het bevoegd gezag, in het onderhavige geval dus de Provincie Fryslân. Voor plannen en projecten die Natura2000-gerelateerd zijn, geldt een meldingsplicht bij de provincie. De provincie geeft aan voor projecten waarvoor is aangetoond dat ze niet tot strijdigheid met Natura2000 leiden, dat ze (mede op basis van de natuurtoets) deze conclusie delen. Een en ander wordt neergezet is een zogenaamde Verklaring van Geen Bedenkingen. Uit het verweerschrift van de gemeente Terschelling, en uit geen enkel ander openbaar stuk, blijkt niet dat m.b.t. dit plan contact is gezocht met de provincie, of wordt duidelijk dat een dergelijke verklaring  is afgegeven. Daarmee is voor het afgeven van een omgevingsvergunning niet de juiste procedure gevoerd.

 

West-Terschelling Seinpaalduin, mei 2016. Foto Piet Zumkehr

West-Terschelling, Seinpaalduin, mei 2016. Foto Piet Zumkehr

15. Wat betreft de Flora- en faunawet het volgende. In het aan het plangebied grenzende duingebied komt een populatie voor van de Zandhagedis. De soort is hier diverse malen vastgesteld gedurende de afgelopen 30 jaar, en ook nog afgelopen voorjaar 2016 (zie onder andere Waarneming.nl ). De Zandhagedis is een door de Flora- en faunawet strikt beschermde soort. De aanwezigheid van een populatie op het B&Y-terrein kan niet zonder nader onderzoek op voorhand worden uitgesloten. Een dergelijk onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Het rapport van BH gaat in het geheel niet in op de Flora- en faunawet.

16. Het verweerschrift gaat ervan uit dat de Flora- en faunawet toets gaat plaats vinden als onderdeel van de af te geven sloopvergunning. Op voorhand wordt er vanuit gegaan dat de bouw van de loodsen nadien geen effecten zal hebben op door de Flora- en faunawet beschermde soorten (waaronder de Zandhagedis). Deze aanname is echter onjuist. De Zandhagedis is als koudbloedig dier afhankelijk van zonbeschenen warme hellingen, waar de eitjes gelegd worden, die uitkomen door zoninstraling en warmte. De aan het B&Y-terrein grenzende zuidhelling van het duingebied is zo’n plek die voor de zandhagedis van groot belang is als voortplantingsgebied. Als door de bouw van (te) hoge loodsen op het B&Y-terrein een schaduwwerking ontstaat op de aangrenzende duinhelling, is sprake van een belangrijk en significant negatief effect op de voortplantingsmogelijkheden van de Zandhagedis. Dit is strijdig met de Flora- en faunawet. Het gaat hier echter om een effect dat niet ontstaat door de sloop van de oude gebouwen, maar door de bouw van de nieuwe loodsen. De zin in het verweerschrift van de gemeente Terschelling “De eventuele verstoring van beschermde soorten in de zin van de Flora- en faunawet treedt niet op tijdens de bouw maar tijdens de voorafgaande sloop van de huidige bebouwing”, is dan ook niet op voorhand juist, zonder onderzoek aan de populatie van de Zandhagedis in het duin rondom het plangebied. Er had derhalve voorafgaand aan het afgeven van de OV weldegelijk een analyse moeten plaatsvinden in het kader van de Flora- en faunawet, waarin het geschetste probleem t.a.v. de Zandhagedis aan de orde had moeten komen.

17. Op grond van het bovenstaande kan worden aangenomen dat het bouwplan strijdig is met de uitgangspunten neergelegd in de diverse natuurbeschermingsmaatregelen.

18. Ook andere aspecten zijn onbelicht gebleven, zoals de te verwachten geluidsbelasting. Dan kan ook feitelijk niet, omdat volstrekt onbekend is welke bedrijven zich aldaar zullen vestigen. Ook na twee jaar is daarover nog geen duidelijkheid. Dat zal er ook wel niet komen, omdat het Segesta helemaal niet te doen is om daarover duidelijkheid te verschaffen.

19. Ten aanzien van de verkeersproblematiek geldt nog dat ontsluiting naar het Groene Strand niet mogelijk is, omdat het Groene strand geen verkeersontsluiting biedt.

20. Voorts  nog een enkele overweging over de welstandsaspecten. De bouwhoogte van 15 meter staat niet als zodanig in het bestemminsplan, maar volgt uit bouwbreedte, goothoogte en dakhelling. Dat betekent niet, dat er automatisch sprake is van “goede welstand”. Er moet een welstandelijke toetsing komen van het bouwplan aan de lagere woningen er om heen en het “waardevol dorpsgebied A”. De gemeente maakt zich daar in haar verweer wel heel makkelijk van af.

21. Tot slot, op last van de gemeente is het toenmalige bedrijf Boersma en Ybema  verplaatst  omdat in de woonomgeving/woonkern West geen bedrijven meer gewenst waren. De gemeente heeft verzuimd om adequate maatregelen te nemen om vestiging van nieuwe bedrijven onmogelijk te maken, door aanpassing van het bestemmingsplan. Dertig jaar later is het mogelijk om opnieuw aldaar een bouwbedrijf te realiseren. Dit terwijl het beleid tot op heden gericht is om ter plaatse slechts woningen en culturele voorzieningen toe te staan. De gemeente heeft in feite onrechtmatig gehandeld jegens haar bevolking door het treffen van maatregelen, gericht op het voorkomen van bedrijfsmatige activiteiten, na te laten.

Voorzitter, leden van de rechtbank, het is aan u om een einde te maken aan deze klucht door het beroep gegrond te verklaren.

Jan Willem Spanjer, advocaat

 

Zandhagedis