Zienswijze natuurorganisaties op ontwerp-beheerplannen Natura2000 in het Waddengebied.

Door Piet Zumkehr op wo, 02/03/2016 - 14:10
Kluut in de Terschellinger polder. Foto Jan van der Zee

Kluut in de Terschellinger polder. Foto Jan van der Zee

De gezamenlijke natuurorganisaties die bij het waddengebied betrokken zijn hebben hun zienswijze ingediend op de ontwerp-beheerplannen van de Natura2000-gebieden in het waddengebied die momenteel ter inzage liggen. De organisaties zijn Vogelbescherming Nederland, Waddenvereniging, Natuurmonumenten, It Fryske Gea, Stichting het Groninger landschap, stichting Wad, Wereld Natuurfonds en Noord-Hollands Landschap. Volledige tekst van de zienswijze.

De natuurorganisaties dienen één zienswijze in, die betrekking heeft op alle zeven ontwerpen omdat er in het waddengebied een grote samenhang is tussen de genoemde zeven Natura 2000-gebieden en het – terecht – niet voor niets is, dat deze zeven ontwerpen gelijktijdig ter inzage zijn gelegd.

Ter informatie wordt hier een deel van de zienswijze gepresenteerd. SOS-Terschelling heeft zelf geen zienswijze op de ontwerp-beheerplannen ingediend.

Zorgen

In de zienswijze worden zorgen geuit over de achteruitgang van de natuur in het waddengebied. “De stelselmatige sterke achteruitgang van de natuur van het waddengebied lijkt zich, wellicht mede dankzij Natura 2000, om te buigen naar een minder sterke achteruitgang en op incidentele punten zelfs stilstand. Maar van verbetering en het dringend noodzakelijke herstel van de natuur is nog geen sprake. Om een enkel voorbeeld te noemen: het voedselweb is niet op orde en de visstand voldoet bij lange na niet aan een natuurlijke situatie. De ‘rijke Waddenzee’ is nog ver weg. Sommige broedvogels zijn bijna verdwenen uit het waddengebied. In dit licht is het verbazingwekkend, dat de verantwoordelijke overheden zich hierbij neerleggen en er niet voor gaan om dat noodzakelijke herstel te realiseren. In de ontwerpen voor de beheerplannen voor de Waddenzee en Noordzeekustzone is zelfs onder verwijzing naar de brief van 14 september 2011 (de zogenaamde Blekerbrief) expliciet gesteld, dat tijdens de eerste beheerplanperiode met beheermaatregelen niet verder gegaan zal worden dan het voorkomen van verslechtering. Alhoewel de ontwerpen voor de eilanden dit niet zo expliciet vermelden lijkt ook voor die ontwerpen hetzelfde uitgangspunt te gelden. “
 

Terschelling, Engels slijkgras bij de Oeltsies.

Een selectie uit de behandelde onderwerpen

(overgenomen van de zienswijze van de natuurorganisaties)

Delfstoffenwinning

Het waddengebied en de waddennatuur hebben te lijden of zullen te lijden hebben door verschillende vormen van delfstoffenwinning, zoals de gaswinning en schelpenwinning, maar ook de plannen voor zoutwinning onder de Waddenzee.
Het waddengebied in zijn huidige vorm bestaat dank zij een precair evenwicht tussen de natuurlijke bodemdaling en zeespiegelrijzing enerzijds en de natuurlijke aanwas van de sedimentatie. Dit evenwicht dreigt verstoord te raken door enerzijds de menselijke activiteiten die extra bodemdaling veroorzaken, zoals de delfstoffenwinning en anderzijds de extra zeespiegelrijzing als gevolg van de – door menselijke activiteiten veroorzaakte – klimaatverandering.
Voor het behoud van het waddengebied en de waddennatuur op lange termijn is het dus noodzakelijk om het evenwicht tussen bodemdaling en sedimentatie te borgen. De natuurorganisaties missen in de ontwerpen voor de beheerplannen een duidelijke uitspraak, dat nieuwe delfstoffenwinning is uitgesloten en dat zo mogelijk overgegaan zal worden tot beperking van de bestaande vormen van delfstoffenwinning.

Strandgebruik

Op alle eilanden is het – soms intensieve - gebruik van de stranden een probleem ten aanzien van strandbroeders en de vorming van embryonale duinen. Op alle eilanden worden ook mitigerende maatregelen voorgesteld zowel ten aanzien van het recreatieve gebruik van de stranden als ten aanzien van het rijden met motorvoertuigen op de stranden.
Vooral dat laatste behoeft een verdere beperking zowel in intensiteit als in de gebieden waar dit rijden nog is toegestaan. In ieder geval zal het strand rijden met motorvoertuigen tijdens de broedperiode van de strandbroeders geheel moeten beëindigd. Strandgebruik met een grote impact op de natuur, zoals vliegeren, strandzeilen zal moeten worden beperkt tot de minst kwetsbare gebieden en in bepaalde periodes (bijvoorbeeld rond de broedperiode) worden uitgesloten.

Broedvogels

Voor de broedende eidereenden (pagina 97) wordt het instandhoudingsdoel op dit moment niet gehaald. Als knelpunten worden in het ontwerpbeheerplan onvoldoende voedselbeschikbaarheid en klimaatverandering genoemd. Met als oplossing het herstel van de voedselbeschikbaarheid (mosselbanken en kokkels). Inventarisaties van Imares (http://edepot.wur.nl/350894) wijzen uit dat het kokkelbestand de laatste jaren ongekend hoog is en dat het stopzetten van de mechanische kokkelvisserij zijn vruchten heeft afgeworpen. Dit suggereert dat er voor broedende eidereenden mogelijk meer aan de hand is dan alleen voedselgebrek. Er zal ook gekeken moeten worden naar de geschiktheid van het broedgebied, met name in relatie tot verruiging en verstoring. Als oplossingsrichting staat vermeld dat verstoring kan worden voorkomen door publieksgeleiding, hier is echter geen concrete invulling aan gegeven.
Ten aanzien van de knelpunten voor kluten (pagina 100) in het Waddengebied dient ook opgenomen te worden dat er indicaties zijn dat het broedsucces te laag is om de populatie in stand te houden. Er zijn aanwijzingen dat op sommige broedlocaties een tekort aan (beschikbaarheid van) voedsel voor de kuikens een probleem is. Bij de oplossingsrichtingen dient er dus ook aandacht te zijn voor de voedselbeschikbaarheid voor kuikens. Dit om te voorkomen dat sommige broedlocaties in feite een ecologische val zijn.
De grote stern (pagina 103) zit ver onder het instandhoudingsdoel, de Waddenzee is aangewezen voor 16.000 paar, in 2014 zaten er echter nog maar 4217 paar (www.sovon.nl). Bij de knelpunten en oplossingsrichtingen wordt wel aangegeven dat broedgebieden minder geschikt zijn door verruiging, wat echter niet benoemd wordt is dat er ook een tekort aan geschikte broedgebieden zijn. Bij de oplossingsrichtingen dient dan ook het uitbreiden van areaal geschikt broedgebied toegevoegd worden.

Kust- en strandsuppleties

Er is voorgesteld om onder voorwaarden vrijstelling van de vergunningplicht te verlenen voor de suppleties die gepland zijn tijdens de beheerplanperiode (t/m 2022).
Voorwaarden komen weliswaar overeen met de vergunningvoorwaarden zoals die tot nu toe werden gesteld, maar dit biedt onvoldoende garanties, dat de resultaten van onderzoek en dergelijke voldoende tot uiting komen bij het uitvoeren van die kust- en strandsuppleties.
Bovendien geven de voorwaarden veel ruimte om – weliswaar gemotiveerd – af te wijken van de eisen die ten behoeve van natuurwaarden worden gesteld. De natuurorganisaties geven er dus de voorkeur aan, dat kust- en strandsuppleties vergunningplichtig blijven. De voorwaarden zoals gesteld in het ontwerp beheerplan dienen dan als voorwaarden waarmee het bevoegd gezag rekening moet houden bij het verlenen van die vergunningen. In eenvoudige gevallen maakt dat de vergunningverlening ook makkelijker. Administratieve eenvoud is onvoldoende onderbouwing voor het afschaffen van de vergunningplicht.

Dynamiek

Om de natuur de beste kans te bieden om zich te handhaven en te herstellen zijn een juiste toestand van de abiotische randvoorwaarden essentieel. Een hele belangrijke randvoorwaarde voor de natuur in het waddengebied is de dynamiek. In de beheerplannen wordt keer op keer geconstateerd dat het gebrek aan dynamiek tot problemen zorgt voor de natuur en dat voor het handhaven of verbeteren van de toestand van de natuur dynamische processen meer hun gang zouden moeten kunnen gaan. Het is uiteraard vanzelfsprekend dat de kustveiligheid niet in het geding mag komen, maar ook waar dat niet speelt wordt vaak niet gekozen voor het terugbrengen van dynamische processen in het systeem. Het zou goed zijn om een bepaalde volgordelijkheid aan te brengen in de beheermaatregelen. Zo zou bij de constatering van een verstoord systeem eerst gekeken moeten worden naar de mogelijkheid om abiotische randvoorwaarden te herstellen/verbeteren, zoals het terugbrengen van de dynamiek of het verbeteren van de waterhuishouding, voordat naar aanvullende maatregelen als begrazing en plaggen gekeken wordt. Deze visie wordt onder andere gesteund door het OBN rapport, ‘Vegetatie trends…Waddeneilanden’, F.H. Everts, oktober 2013. Dit rapport vermeld op p.105 dat: ‘In het algemeen kan gesteld worden dat het scheppen van randvoorwaarden voor ontwikkeling en herstel van hydrologische/geomorfologische processen op landschapsniveau het meest effectief is voor het instandhouden van een substantieel areaal aan goed ontwikkelde duinvalleivegetaties. Daarnaast kan de uitvoering van herstelmaatregelen in oudere duinkernen, m.n. herstel van de hydrologie en plaggen, zorgen voor regeneratie en een verlengde levensduur van soortenrijke valleivegetaties.’ En vervolgens op p109: ‘Resumerend lijkt verhoging van de kwaliteit van Grijze duinen met alleen een begrazingsbeheer dan ook niet goed te lukken. Hiervoor is een combinatie met lokale verstuiving een betere optie.’

Begrazing

In de ontwerpen voor de beheerplannen is veelal uitbreiding van de begrazing voorgesteld om de vergrassing tegen te gaan als gevolg van een te hoge stikstofdepositie. Begrazing dient weloverwogen te worden toegepast. Niet in alle gebieden en op alle habitat is begrazing a priori de beste maatregel om de nadelige gevolgen van de overmaat aan stikstofdepositie terug te dringen. Begrazing en andere middelen om die overmaat depositie te verwijderen zijn bovendien middelen om de nadelige gevolgen (de symptomen) te bestrijden, zonder dat aan de eigenlijke oorzaak – een te hoge stikstofdepositie – wordt weggenomen.
Die weloverwogen toepassing van begrazing dient te blijken uit begrazingsplannen,
waarin de begrazing zelf, de diersoort, de intensiteit enzovoorts goed afgewogen worden tegen de mogelijke nadelen. Die nadelen kunnen ook liggen op het gebied van het gebruik van bepaalde habitat door broedvogels. Bij het opstellen van de begrazingsplannen moet het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen het leidende uitgangspunt zijn. Zo dient er voldoende geschikt ( broed) habitat beschikbaar te zijn voor de Blauwe Kiekendief en de Velduil.

Ontwerp beheerplan Terschelling

1. Herstel dynamiek
In het ontwerp voor het beheerplan is herstel van de dynamiek een van de uitgangspunten. Echter, serieuze maatregelen om die dynamiek te herstellen voor de eilandstaart ontbreken. Die dynamiek van de eilandstaart (inclusief Bosplaat) zal op termijn alleen hersteld kunnen worden door ingrijpende maatregelen, zoals het herstel van een of meer wash-overs. Nu maakt onverkorte handhaving van de stuifdijk echt herstel van die dynamiek onmogelijk. De natuurorganisaties betreuren het, dat het ontwerp voor het beheerplan geen aanzetten in die richting geeft.

2. Maatregelen
Veel maatregelen op Terschelling zijn in het ontwerp beheerplan weinig concreet geformuleerd en in de vorm gegoten van ‘in samenspraak met betrokkenen wordt gezocht naar …’. Als die maatregelen door deze vorm van formuleren niet zeker zijn, hoe kan dan geconstateerd worden, dat de doelen bereikt zullen worden. Samenspraak met betrokkenen is lovenswaardig, maar het einddoel moet wel vast staan. Nu lijkt het alsof die betrokkenen een soort vetorecht hebben ten aanzien van die maatregelen. In het beheerplan zal het einddoel van de maatregelen vastgesteld moeten worden.

3. Waterwinning
In het ontwerp beheerplan wordt geconstateerd, dat de grondwaterstand van de vochtige duinvalleien met hoge moerasplanten als gevolg van de waterwinning te laag is (blz 213).

4. Mitigerende maatregelen Noordsvaarder en Bosplaat
De natuurorganisaties betwijfelen of de mitigerende maatregelen op de Noordsvaarder afdoende en voldoende handhaafbaar zijn. In dat verband is het wenselijk om de Noordsvaarder en Bosplaat geheel af te sluiten voor honden. In ieder geval missen zij de mogelijkheid om tijdens de looptijd van het beheerplan, als de resultaten van de voorgestelde mitigerende maatregelen tegen vallen, verdergaande maatregelen te nemen.
Terzijde merken de natuurorganisaties nog op, dat voortzetting van het huidige gebruik moeilijk als mitigerende maatregel is aan te merken (huifkarbedrijf).

 

Terschelling, zeereep paal 17. Duindynamiek

Terschelling, paal 17. Duindynamiek, september 2014.